A River Runs Through

Mijn moeder voelt zich niet zo goed. Petra maakt soep en in vijf porties breng ik het naar haar toe. Ik ga nog even bij de bakker langs en koop knapperige wafels. Zij eet er twee en ik de rest. Die-eet :) bij de koffie.

Ze wil pas ’s avonds de soep samen eten en ik vertel haar dat ik even naar de bosrand ga. Als ik voor ons ‘oude’ huis langsrijd, zie ik dat ze het hele dak hebben vol gelegd met zonnepanelen. Nota bene! over het zolderraam heen. Het was een kantelraam en dat kan nu dus niet meer open!

Uren heb ik daar in dat raam gestaan. Over enkele daken uitkijkend over het bos. De zolder was mijn domein. Geen verwarming, ’s winters ijskoud. Geen isolatie, ’s zomers kokend heet. Heel gewoon, voor mij. Een geweldig zolderraam met een uitzicht.

Ik zet mijn auto iets verderop in de straat neer en loop via een zandpad naar de bosrand. Daar duik ik over een hekje het volle bos in, maar ik kom niet ver. Het is behoorlijk dicht en ik heb de goede schoen niet aan. Ik vind de weg terug naar het pad en loop het af om even verderop weer af te slaan, dieper het bos in. Ik ruik mijn bos en als het een beetje begint te regenen komt nog veel meer geur vrij. Ik sta er geruime tijd. De geluiden, de geuren, de wind. Wat was het toch, in dat opzicht, een voorrecht om in Swalmen te kunnen opgroeien.

Ik loop via een ander pad terug richting de Vanoeststraat. Kom uit op een grasveld waar we ooit met z’n allen ondergrondse bunkers groeven. Tegenover de woning van Robert. Ik stuur hem een foto van het huis. Hij reageert.

Mijn moeder wilde graag ijsjes, tegen de keelpijn. Of ik ze bij de supermarkt wil halen. Magnums. Ik vertel haar dat waterijsjes beter zijn. “Maar ik vind alleen magnums lekker.” Op de terugweg besluit ik gehoor te geven en haal haar favoriete ijsjes. Achter mij staat een verwilderd persoon met de uitstraling van Axel Rose. Hij legt acht blikjes bier op de band. Ik vraag hem of hij dorst heeft. Als ik hem aankijk, herken ik iets en ik vraag of hij Huubke is. Hij knikt bevestigend. “Jij bent toch die van die Italiaan” zegt hij. Ik geef hem een hand.
Als ik klaar ben met afrekenen groet hij me, maar ik vertel hem dat ik nog even op hem wacht. Buiten praten we kort. Toen ik een jaar of twaalf was speelde ik af en toe met hem. Hij was anders, een woeste familie, zo zal ik maar zeggen. Zijn broer heeft mij een keer ongevraagd een harde klap verkocht, recht op mijn gezicht. Met Huubke zelf heb ik nooit problemen gehad. Van wat ik mij herinner was hij eigenlijk heel lief en anders. Anders dan anders. Hij kon ook heel goed delen en afstaan (knikkers). Daar houd ik van. Hij is heel vrolijk als ik met hem praat. Vertelt sterke verhalen over zijn rol als leadgitarist. Hij had altijd al veel fantasie. Net als ik. Spelen we allebei gitaar … min of meer :)

Ik vertel hem dat ik al lange tijd in Arnhem woon. “Dat had ik ook moeten doen. Ik had dit dorp ook moeten verlaten.” Als ik besluit om naar mijn moeder te gaan – smeltend ijs – bedankt hij me. “Toch nog een normale Swalmenaar hier in het dorp.”

Bij mijn moeder aangekomen warmen we de soep op en kijken samen een potje tennis. Rond een uur of acht rijd ik terug naar Arnhem. De weg is leeg. Voetbal. Essentieel.

Ja, een rivier stroomt door Swalmen

Ieder gezin heeft zijn shit. Soms bij de een wat minder nadrukkelijk en pontificaal aanwezig dan bij de ander. Ik had mijn zolder, het zolderraam, het bos van Swalmen en vrienden in de buurt.

NS
Welke gek legt er nu een zolderraam dicht?