Grote oren

Luca belt me op om te vragen hoe laat ik thuis kom. Hij wil samen iets wegbrengen in Elst, een paar sneakers waarmee hij gespeculeerd heeft. Hij legt me uit hoe hij een dikke winst heeft gemaakt. Ik herinner me nog dat ik ooit met een essay was gestart toen hij een jaar of 4 was: ‘Mijn zoon de topverkoper.’ Het is bij een essay gebleven.

We rijden samen naar Elst en hij vertelt over zijn werk in de Post NL fabriek. Dat hij zo veel moeite heeft met het gebrek aan uitdaging, het lopende band werk. Het sjekkie rokend volk, het leeftijdsverschil. Dat hij het zo inspiratieloos vindt en dat het enige voordeel van het werk daarin zit dat hij nu weet dat hij dat niet wil.
Ik vertel hem over mijn ervaringen in de vele fabrieken. Dat ik eigenlijk altijd wel goed met de mensen overweg kon. Ik vertel hem dat ik de mensen altijd vrolijkheid wilde geven door energiek binnen te komen, ze lachend uit te schelden en te prikkelen. Dat ik het eigenlijk altijd wel OK vond.

Hij is zijn mondkapje vergeten. Ik vertel hem dat hij zich daar geen zorgen om hoeft te maken. Dat ik nog nooit echt problemen heb gekregen met het niet dragen van die nonsens. Dat een energiek ‘ik ben extreem allergisch voor die dingen’ volstaat. Ik weet dat die allergie zich beperkt tot mijn mentale zone maar dat hoef ik niemand uit te leggen. De meeste mensen nemen genoegen met een antwoord. Mensen zijn grappig.

Iets verder onderweg stop ik voor appels bij een boerderijwinkel. De winkel is enkele jaren geleden overgenomen door Kees en zijn vrouw. Beiden zijn nagenoeg volledig doof maar dat weerhoudt mij nooit om het gesprek op te zoeken. Kees en ik, wij worden altijd vrolijk van elkaar.
Ik ga naar binnen, hang een winkelmandje over mijn hoofd ter bescherming van mijn omgeving. Loop natuurlijk op Kees af en we geven elkaar lachend een high five. Luca loopt achter me, gelukkig geen mondmasker op. We praten een beetje, ik doe mijn best om zo duidelijk mogelijk te articuleren wat mij niet gemakkelijk valt. We doen ons best. Even later lopen we naar buiten met een zak vol heerlijke Junami’s, knalhard, fris, zurig. Luca zegt: ‘Kees vindt jou echt leuk’. Ik vertel hem dat wij elkaar leuk vinden en dat daardoor de energie de lucht in schiet. Chemie. Ja ;)

We vervolgen ons pad. Nog postzegels nodig. We lopen de rommel-markt* binnen. Luca gaat opnieuw mee naar binnen. Ik bespeur altijd een bepaalde spanning bij mensen als ik binnenkom zonder masker. De vrouw die me aan de balie te woord staat sprak me vorige keer aan: ‘waarom draag jij geen masker?’ waarop ik haar vertel over mijn allergie. Ze draait als een blad aan de boom en vertelt me dat ze het ook onzin vindt. Als ik vandaag binnen kom merk ik eerst een hapering en dan opeens herkent ze me. Ik maak een grapje over de absurde prijzen van Post NL, die fckng criminele organisatie die € 6,95 rekent waar DPD in Duitsland het voor 4.10 doet.

Is dat zo? Goede vraag! Ja, dat is zo. Waarom? Nog betere vraag! Geen idee! Ik begrijp het niet, leg het me uit.

* Supermarkt in de volksmond maar dat is een gotspe!

Ik had vannacht een zeer lange droom. Te veel erotiek om hier in elk detail te beschrijven maar vol van betekenis. Daar waar ik voor puntje puntje puntje puntje ga mag je jouw eigen schaamteloze erotiek inbeelden.

Ik kom in een hele grote winkel gespecialiseerd in fietsmateriaal. Er hangt een positieve energie want het gaat erg goed. Ik ben daar als adviseur van ik-weet-niet-wat. Ik praat met de eigenaar die enthousiast vertelt over de enorme groei. Ik waarschuw hem voor de groei, dat hij flexibel moet blijven, zich niet moet vastleggen als opeens iemand anders naast me staat. Die man geeft aan dat hij doof is, me niet kan horen. Ik doe mijn best om me verstaanbaar te maken maar het is chaotisch, iedereen is opeens heel erg druk met van alles.

Ik ben nieuwsgierig, ga op onderzoek uit in het pand. Ik tref heel veel ruimte maar alles is leeg, grijs, industrieel, vuil ook. Ik trek door de ruimtes maar vind het niet als ik me opeens weer in de groep van medewerkers bevind. We gaan samen eten aan een grote tafel. De eigenaar zit in het centrum, ik zit naast hem. Opeens zie ik dat iedereen aan tafel enorm grote oren heeft. Ik besef opeens dat het allemaal familie van elkaar is. Er wordt met elkaar gepraat maar het interesseert me niet. Ik sta op. Er ontvouwt zich heel langzaam aan een feest. Ik ga op zoek naar mijn spullen, mijn rugzak en gitaar. Ik wil naar buiten. Overweeg via de voordeur, aan de mensen voorbij te lopen als ik me opeens afvraag waarom ik dat zou doen. Ik kies ervoor om via de achterdeur te vertrekken. Ik wil weg. Ik ga. Het is goed.

….

Ik voel dat ik lange tijd weg ben maar in de droom is het de volgende ochtend als het langzaam licht wordt. De winkel is veranderd in een enorme woning met veel ruimtes. Her en der nog mensen. Ik tref Peet. Het is OK, ze heeft er geen moeite mee dat ik weg was. We lopen samen door de ruimtes en ze maakt kort contact met de laatste gasten die ik zelf niet ken.

….

Er ligt veel rommel. Ik kan het nu, tegen mijn natuur, laten liggen. Dat ruimen we later wel op, denk ik. Ik word wakker.

NS
Mondkapjes. Ik weet nog goed de eerste keer dat ik er een droeg. Ik voelde me een idioot. Ik ben de eerste paar maanden in die idioterie meegegaan op een manier zoals ik vroeger ook mijn stropdas achterste voren droeg; onder protest om mijn oren maar niet voor mond of neus.
Van personen die geen mondkapje dragen behoren anderen te veronderstellen dat zij vrijgesteld zijn (van het dragen van). Zelfs vragen om een medische verklaring is strijdig met de wet. Meer informatie ten aanzien van dit onderwerp vind je hier.